Misschien is het in Nederland tegenwoordig ook de standaard. Maar ik vermoed minder dan hier. De Rode Kruiswinkel. Save the Children. Mødrehjælpen. Marktkraamwinkels of vlooiensupermarkten zoals Kræmmergården of Lidkøb. De Reshopper app. Klods Hans, een kruising tussen Prenatal en vlooienmarkt. Bouwmaterialentweedehandswinkel Genbyg. Rotatiegroepen op Facebook.
Op bijna al deze plekken kocht ik de afgelopen maanden kinderkleren, speelgoed of huisraad. Soms gaat de opbrengst naar een goed doel. Soms gaat het naar een particulier. En soms is het gewoon gratis, omdat mensen hun bezittingen terug willen geven aan hun lokale gemeenschap.
De Deense progressieve krant Politiken beschreef het in de week voor kerst mooi: vijf jaar geleden was het sociaal not-done, om tweedehands te kopen. Dat is nu omgeslagen, en uit zich zelfs in kringloopkerstkadootjes onder de boom. Een derde van de Denen zou zich kunnen voorstellen ‘genbrug’ (hergebruik) te kopen voor kerstkado’s. De helft van de Denen vindt het geen probleem een tweedehandsje te krijgen. De omzet van de samen meer dan 500 winkels van het rode kruis en het leger des heils breekt -nog voor het einde van de maand- al alle records van vorige jaren.
Prijs is een argument. Maar het is meer dan dat. Inmiddels is tweedehands kopen ook een statement geworden tegen de weggooicultuur, en een manier om een klein steentje bij te dragen aan een beter milieu. Deze manier van denken vindt vruchtbare grond in een cultuur waar men per definitie al meer langetermijngericht is. Het is een hypothese niet gestaafd door enige vorm van wetenshappelijk onderzoek, maar ik vermoed dat er in de Deense economie minder ruimte is voor goedkope rommel die binnen een jaar kapotgaat. Maar op dingen die langer meegaan, raak je toch een keer uitgekeken, en tadaa: daar is de markt voor goede kringloopwinkels geboren.
Dit alles maakt kringloop iets van alle sociale klassen: hipsters, de arbeidersklasse, elitaire babyboomers: iedereen heeft zijn eigen favoriete loppemarkten om vintagestoelen, kinderkleren of authentieke houten deuren te scoren.
En een kerstkado van een tweedehandswinkel ‘is een statement dat je ‘écht je uiterste best hebt gedaan die persoon iets bijzonders, persoonlijks en unieks te geven.’
Het begrip tweedehands is wellicht niet helemaal onbekend in Nederland, maar voor zover ik kan zien, beperkt het zich wat meer tot Koningsdag, marktplaats en af en toe een kringloopwinkel. En dan het woord ‘vlooienmarkt’. Ik moet er niet aan denken om daar kleding te kopen – het begint me direct overal te jeuken (hoewel ‘lopper’ ook vlooien zijn).
Kortom: genbrug er guld. Hergebruik is goud.
Ik woon 5 jaar in Denemarken. Mijn emigratie voelt als gisteren maar toch kan ik -5 banen later, getrouwd, kind, huis gekocht- inmiddels concluderen dat ik in fase 5 van de 'settlement curve' ben geland. Daarom op de laatste vijf dagen van mijn lustrumjaar mijn Deense lustrumvijf: vijf dingen die me dagelijks klein Deens geluk brengen.
Hier worden de huizen volgepropt met goedkope rommel van de Aktion die binnen no time uit elkaar valt van ellende…. Heb altijd het idee dat Denen wat minder consumeren, gezien het geringe winkelaanbod en het beperktere aanbod in de supermarkten: geen 1500 kaassoorten in tig types verpakkingen, geen 800 soorten voorverpakte varianten sla/boontjes/bloemkoolroosjes/worteljes, geen 50 soorten cola en 300 soorten chips. Winkelen in Denemarken is ideaal voor iemand die last heeft van keuzestress 🙂
Leuk dat je dit herkent. Ik moet tot mijn treurnis wel constateren dat er in het Deense straatbeeld ook steeds meer winkels als BENT (billigere end normalt) en Normal (die drogistprijsvechter die nu in Nederland ook voet aan de grond krijgt) verschijnen. Bovendien is Tiger ook kampioen goedkope rommel. Maar inderdaad, dat van die keuzestress is wel een rake observatie – ik weet alleen niet of ze perse minder consumeren, maar in ieder geval wel iets bewuster, lijkt het.