Kopenhagen loopt leeg in de zomer. Ondanks de stadsstranden, de natuurzwembaden, de parken, de barbecues en de terrasjes op Nyhavn zul je de meeste stedelingen in de zomer niet in hun eigen stad aantreffen.
Het is niet zo dat ze perse de toeristenstroom willen ontlopen. Die valt hier reuze mee, als je de Dam in Amsterdam als referentiepunt hebt.
Het is ook niet zo dat ze massaal hun caravan achter hun auto hangen om via de Duitse autobahn naar Frankrijk te rijden. Dat recht is slechts de Nederlander voorbehouden.
Waar ze dan wel uithangen?
In hun ‘sommerhus’. Iedere rechtgeaarde Deen heeft (of droomt van) een zomerhuis. Daarom, en omdat het sommerhus-sæson volop aan de gang is: 8 keer Deens zomerhuisgeluk.
1. De uitnodiging.
Het principe is eenvoudig. Een zomerhuis is een zelfgebouwd paradijsje waar je zorgen van thuis even geen bereik hebben. Op een lokatie met weinig afleiding en veel plek voor vrienden. En dat alles op slechts een paar uurtjes rijden, dus je kunt ernaartoe wanneer je maar wilt. Ook niet-Denen zoals ik dromen er inmiddels van. Maar de Denen vonden het idee van buitenlanders die hun paradijslijke toevluchtsoorden zouden opkopen niet bepaald aanlokkelijk, dus hebben ze Duitsers (de grootste groep buitenlandse geïnteresseerden) jarenlang verboden een huis te kopen op Deense grond.
Voor ons zit een eigen ‘sommerhus’ er voorlopig niet in. Daarom kozen wij voor strategie 2: we lieten ons uitnodigen in een gehuurd exemplaar op een eiland aan de westkust. Rømø ligt helemaal aan de andere kant van het land, 3.5 uur rijden van Kopenhagen, en is het eerste Deense waddeneiland (als je vanaf de Nederlandse waddenkust begint te tellen).
2. Onderwegbruggenpret.
De zomerhuispret begint eigenlijk al zodra je in de auto zit. Met een extra dik belegde boterham in je ene en de CD-collectie in de andere (help! welke kiezen we?!) hand vliegt het vlakke land aan je voorbij. En dan: de eerste brug! En de tweede! Want een fatsoenlijk zomerhuis ligt één of meerdere eilanden van je eigen eiland verwijderd. Je pendelt dus van ø (eiland) naar ø (eiland). En met een brug is het altijd alsof je, tja, letterlijk een andere wereld inspringt. Mooi, vind ik dat.
3. Of de boot.
Je kunt ook een boot nemen. Nog leuker. Want dan kun je binnen, in de cafetaria, taartjes eten. Of op het dek gaan staan en als een echte kapitein uitkijken naar het paradijs waar je straks lekker zorgeloos onderuit kunt zakken.
4. Net als thuis.
Je zomerhuis is van de meeste gemakken voorzien. Het is er functioneel, comfortabel en mooi (het is géén vakantiehuisje, hé). En dus hangt er een PH-lamp. De lamp die alle andere overbodig maakt omdat ‘ie zulk mooi, zacht en gelijkmatig licht verspreidt. De beste exemplaren zijn de erfstukken van opa. Geproduceerd in 1958. Of ergens rond die tijd. Oja, en er staan natuurlijk vlinderstoelen binnen en een barbecue buiten.
5. Net als thuis, maar dan echt.
Wat niet in de permanente inboedel zit, neem je mee van huis. Handdoeken, een nog betere barbecue, klusmateriaal voor in de tuin of een trampoline voor grote of kleine kinderen. Wat dan ook. Wat niet in de auto past, gooi je in een aanhanger. Vanaf het paasweekend zijn de wegen hier bezaaid met auto’s met een aanhanger: alles om het ‘sommerhus’ weer op orde te krijgen voor het seizoen. Heel aandoenlijk, vind ik.
6. Je eet ijs.
‘Gammeldags is’ (ouderwets ijs) is de mercedes onder de ijsjes. IJs, zoals men dat alleen vroeger goed wist te maken. Je koopt hier alleen een inspiratieloze Magnum of Calippo als het echt niet anders kan. Er is maar weinig dat meer typerend is voor zomervierende Deen dan een good old ijswafel met 3 bolletjes ijs. Ok, een ijswafel met 4 bolletjes ijs en een flødebol erbovenop misschien. Die je deelt met vrienden.
7. Je speelt een potje Kubb. Of twee.
Het gooien van blokjes, met uiteindelijk doel de Koning omver te gooien. In Zweden zag ik het iedereen al doen, en nu heb ik eindelijk mijn eigen Kubb-spel. En dat is leuk. Vooral wanneer je tegen het begin van de avond een klein beetje aangeschoten bent van dat eerste wijntje op een lege maag en het niet meer zo goed lukt, met het precies en nauwkeurig omver gooien van de blokken. Maar je blijft het hobbelige grasveld de schuld geven in plaats van je eigen gebrek aan oog-hand-coördinatie. “Waaaat! Zag je dat! Hij sprong er patsboem-overheen! Ik mikte echt precies goed!”
8. Zand en zout.
Een goed zomerhuis ligt niet verder dan een paar kilometer van de zee. Je komt dus elke dag thuis met zand tussen je tenen en zout in je haar. Of het nu waait, regent of zonneschijnt.
Enfin. Wij dromen dus nog even verder. Over zomerpret op Rømø, Ærø, Samsø en alle andere honderden ø’s.
Heerlijk, jouw verhaal. Wij dromen ook nog verder. Maar genieten ieder jaar van een gehuurd sommer hus, al dan niet op een andere plek. Dan voelen we ons een beetje Deen met de Denen! We mogen bijna weer gaan! Jubii!!!
Dat is misschien wel nog leuker, want dan kun je iedere keer weer een nieuwe plek (of ø) ontdekken. Fijne vakantie!
Ahhh wat heerlijk…. Zo’n fijn zomerhuisje zou ik ook wel willen. Maar dan aan de Nederlandse kust!! Helaas zijn ze onbetaalbaar (voor mij dan :)). Toch maar weer een staatslot kopen dan!
Haha, helaas! Maar; je moet wat te dromen houden he.. Voor zolang je nog bij de ‘have-nots’ hoort: zorg voor voldoende uitnodigingen van de ‘haves’! Werkt hier in ieder geval uitstekend!