Je leest in de krant vaak dat landen waar de overheid erin slaagt de ongelijkheid zo klein mogelijk te houden, de meest stabiele en gelukkige zijn. Denemarken doet het volgens die theorie erg goed: niemand is exorbitant rijk, en niemand straatarm.
Niemand hoeft zich hier bezig te houden met de verstorende gedachte dat er niet genoeg is voor iedereen. Dat al dan niet terechte gevoel, dat je iets tekort zult komen, materieel danwel emotioneel, is volgens mij de basis achter alle ongeluk (‘mijn collega krijgt meer waardering dan ik!’ ‘mijn buurman heeft een grotere auto dan ik!’ ‘hij heeft wel een leuke verkering en ik niet!’ ‘mijn oud-studiegenoot maakt wel carriere en ik niet!’) . Hier is er genoeg voor iedereen: materieel maar vooral ook emotioneel raakt de hyggevoorraad hier nooit uitgeput.
De andere kant van de medaille is wellicht luiheid, gebrek aan ambitie en afhankelijkheid van de staat: het is voor afgestudeerden niet ongebruikelijk eerst een jaartje te luieren van de opbrengsten van hun gratis werkloosheidsverzekering voor ze serieus op zoek gaan naar hun eerste baan.
Maar: ik dwaal af. Vorige week werd ik herinnerd aan hoe plezierig het is te wonen in een land waar de have’s en de havenots gewoon bij elkaar op 1 kade durven te picknicken.
Het was namelijk zo. We waren op Papirøen. Dat is een eiland, aan de haven, met een grote loods, waar vroeger het krantenpapier van de gezamenlijke Kopenhaagse pers stond opgeslagen. In die loods is nu een soort permanente ‘Rollende Keukens‘ ingericht. Denk ‘Aziatische nightmarket’ meets ‘festival’. Met alles dat je voedselhartje begeert: een overdaad aan vlees, paleo-vega-eierwraps, Cubaans eten (whatever that may be), gammeldags is, of een vette hap fish&chips. Bij een van de tentjes scharrel je je versgemaakte eten bij elkaar, haalt verderop een biertje, en installeert je op een picknickbank of in een van de stoelen aan het water. Niet echt een high-dining experience, meer iets voor een ‘hygge’ avondje aan het water.
En toen zag ik deze mevrouw.
Ze had een prachtige jurk aan. Zat netjes in de make-up. Haar geföhnd, misschien wel voor een avondje opera, 300 meter verderop. Ze kwam aanlopen, op haar hoge hakken, met in de ene hand een biertje, in de andere haar ‘wrap’. Ze inspecteerde de plassen op de kade, de staatstenen, en vleide zich vervolgens op de kade, haar jurk opgekruld, benen elegant op een boei gepositioneerd. Alsof ze dagelijks in lange jurk met haar billen op de straatstenen dineerde.
Ik werd een beetje verliefd op haar. En op de stad. En op het uitzicht. En op het leven.
Hetzelfde overkomt mij!
Helemaal goed, toch.
Was vorige week nog in Kbh, mijn lievelingsstad.
Heb gegeten bij Toldboden, ook SUPER!
Ha’en fin dag, og Kbh, vi ses igen.