Iedereen denkt altijd dat Denemarken het walhalla is voor duurzaam en groen en verantwoord enzo. Maar pas weer terug in Nederland viel voor mij het vega-kwartje. Sinds een paar maanden eet ik bijna volledig vegetarisch en dat is vooral te danken aan het aanbod aan vegetarische opties in de winkels hier. (Ok en ook aan de prijzen voor vlees).
‘De vegetarische slager’, groentenuggets of gemarineerde tempeh in het standaard assortiment.
De vele soorten notenspreads (notenmix, gewone pindakaas, pindakaas met caramel, enzovoorts).
Of vegetarische bitterballen.
De vele soorten humus en andere vega broodspreads en dips.
Falafel.
Het voedingsaanbod in Nederland als het op vleesminderen aankomt is echt next level vergeleken met dat in Denemarken, in 2023.
Voorheen had ik wel de ambitie om te minderen met vlees, en we aten het allang geen 7 dagen per week meer, maar een maaltijd met een vorm van vlees bleef toch de standaard. De beste optie was dan om het vlees dat we aten, dan maar biologisch te nemen. Bij maaltijdboxen zoals van Hello Fresh waren er vegetarische opties, maar dat was toch een beetje een uitzondering. (Bovendien zijn we nooit echt vrienden geworden, de maaltijdboxen en ik, maar dat is voor een andere keer).
Blasfemische vleesvervangers
De Deen hangt erg aan zijn flæskestegssandwich, of de medisterpølse. Daar een vegetarisch alternatief voor vinden, dat is haast blasfemisch. Alleen de high-end supermarkt Irma waagde zich aan bonenpostej als vervanger voor leverpostej en die winkel bestaat inmiddels helaas niet meer (het merk is wel te koop op andere plekken overigens).
Boze intranetberichten
Een jaar of 6 geleden werkte ik bij Novo Nordisk (internationaal bekend van de insulinepennen en op de Kopenhaagse arbeidsmarkt ook bekend om hun fantastische lunchbuffetten). In die geweldige kantine was er een keer een week van de duurzaamheid. De Deen op het lijf geschreven natuurlijk, want windmolens en energiebesparing staan ze goed, maar niet als het op het kantine-aanbod aankomt. Op het intranet buitelden de Sørens en Signes over elkaar heen om hun beklag te doen over het feit dat het belachelijk was dat zo’n week gepaard ging met vijf dagen vegetarisch eten in de kantine en ze nu hun rugbrød med leverpostej een hele week moesten missen.
Nu is er uiteraard veel verschil onderling, en mijn huidige Deense werkgever, een techbedrijf waar de gemiddelde leeftijd rond de 30 ligt, zet een warme vegetarische lunch vooraan als de default optie. Degene die vlees wil, moet wat verder reiken. Credits naar mijn huidige werkgever, dus.
De cijfertjes
Maar uiteindelijk zie ik een Deense producent van vleesvervangers toch niet zo snel woordgrapjes maken a la Kipstuckjes of Gehacktbal. En die voorkeur voor echt vlees valt terug te zien in de statistieken:
Een onderzoek dat zich richt op de intentie om te minderen met vlees, geeft een al even bloeddorstig beeld.
De landen waar de meeste ondervraagden aangaven hun vleesconsumptie te minderen, zijn Roemenië (52% van de bevolking) en Duitsland (51%). Denemarken en Groot-Britannië liggen op de laatste plaats (37%).
Nederland en Roemenië hebben het grootste aandeel flexitariërs met respectievelijk 42% en 40% van de bevolking. In Denemarken is het aandeel 27%.
Bron: Kopenhagen Instituut voor Voedingswetenschap
Nu weet ik natuurlijk niet hoe het er in Nederlandse bedrijfskantines voorstaat, en of de Sanders en Sandra’s bij Philips ook verongelijkt zouden reageren bij een weekje gedwongen vega lunch, maar hier in Overijssel heeft de dorpskwalitaria in ieder geval een groentekroket op het menu staan.
Hup Kwalitaria!