Sinds gisteren kan iedereen ineens Deens. Het Deense nieuwsstation TV2 haalde een grapje uit door een item over de verkiezingen in het Nederlands te presenteren ‘want jullie taal is zo løik’ en presentatoren van de Nederlandse nieuwsprogramma’s stonden in de rij om de taalgrap te retourneren. Erg lief natuurlijk en een mooie illustratie van hoe wederzijds de affectie tussen de landen is.
De filmpjes van de aandoenlijk Deens sprekende Nederlanders op een rij: EenVandaag, het NOS journaal, EditieNL. En eerlijk is eerlijk, Astrid Kersseboom doet het echt niet slecht, al klinkt haar uitspraak meer Zweeds dan Deens.
Deens voor Nederlanders, versie 2.0
Allemaal leuk natuurlijk, maar dat kan beter. Voor de echte diehard fans van het Deens heb ik een next-level uitdaging: Deense dialecten. Want hoe klein het land ook is, qua taalvariatie doet dit land niet onder voor het een heel continent. Doordat het land vroeger bestond uit kleine agrarische gemeenschappen, kwam je iedere dertig kilometer praktisch een andere taal tegen. En dat is nu nog steeds een beetje zo. Mijn Deens is nog niet zo geavanceerd dat ik accenten er feilloos uit kan pikken, maar ik kan Kopenhaags wel duidelijk van Jysk onderscheiden en met dit filmpje kan jij dat straks ook. Handig voor tijdens je volgende vakantie aan de Jyske Vestkyst. Of je volgende nieuwsitem in het Deens, als je televisiepresentator bent.
Stikken in je klinkers
Wanneer zinnen als noordzeegolven op en neer gaan en de intonatie dus ofwel omhoog ofwel naar beneden kabbelt aan het einde van een zin, dan heb je te maken met iemand uit het westen. Jutland dus (of het eiland Bornholm). Hoor je vooral lange klinkers, dan ben je iets verderop in Fyn aanbeland. Daar vind je de befaamde zachte D’s daarentegen dan weer niet – dit lelijke eendje, dat de uitspraakregels van het Deens een lichte (lees: extreme) willekeur meegeeft, vind je alleen in het westen en oosten. En de stød, die het Deens doet klinken alsof men halverwege een woord kortstondig stikt in een kaneelbroodje om daarna de draad onverstoord weer op te pakken (in het Nederlands de glottisslag), vind je vooral in Kopenhagen.