Het was eind september. We gingen naar een Dalfs café voor pannenkoeken en patat met appelmoes. De jongste (2), die sinds vorig jaar kerst begrijpelijkerwijs een fascinatie voor ‘nisser‘ heeft, loopt sinds het langemouwenweer is wederom rond in zijn nisse-pyjama van vorig jaar.
Zo ook op deze zaterdagmiddag.
‘Ooh een kerst-elfje!’ hoorde ik tot twee keer toe. Met daarna onmiddellijk een verzuchting á la ‘huh kerst al vóór sinterklaas’ en ‘eerst moeten de pepernoten uit de winkels zijn voor je aan de kersttoestanden kunt beginnen!’.
Ik had van alles kunnen zeggen over ‘nou maar dit kind is een Deense nisse en die heeft nog nooit van Sinterklaas gehoord’, maar in plaats daarvan glimlachte ik om zoveel vertedering om mijn fantastisch leuke eigenzinnige kerstige kind.
Ondertussen dacht ik ook ‘hoe komt dit ooit nog goed? Word ik ooit nog normaal?’
In mijn hoofd zijn verbindingen gelegd waar in mijn nieuwe bestaan geen logica voor te vinden is.
- Pepernoten eten met kerst. (Pebernødder zijn gewoon onderdeel van het kerstassortiment).
- St. Maarten vieren op 10 november door het eten van gans of eend.
- Een kerstdiner dat bestaat uit roggebrood met haring en rijstepap met een amandelkado.
- Op de avond voor carnaval (fastelavn) met een stok een kat uit een ton slaan.
- Met oud & nieuw om 18.00 alles stilzetten om naar de speech van de koningin te luisteren. Na het eten voor de miljoenste keer naar ‘Dinner for One‘ kijken, en om 12 uur van een verhoginkje afspringen.
- Een hele week paasvakantie want ‘julen varer lige til påske’ (kerst duurt tot pasen).
En dat zijn alleen nog maar de zichtbare tradities, rituelen en gebruiken waar ik in die 8 jaar mee vergroeid ben geraakt. Er zijn ook nog een miljoen onzichtbare nieuwe patroontjes in mijn brein geweven – een soort geïndoctrineerd voel ik me.
- Bij het weggaan -of weerzien- ergens voor bedanken.
- Een ‘tienuurtje’ een ‘formiddagsmad’ noemen.
- Braaf wachten in de rij voor de trein.
- Niet mopperen over belastingtarieven.
- Je afvragen of je wel over dat hek mag klimmen.
- Je bord en dienblad terugbrengen naar de keuken.
- Je schoenen uitdoen in huis.
- Bij een feestje -heel bot- geen voorstelrondje faciliteren.
- Geen drie zoenen maar een knuffel.
- Een peuter overdag buiten laten slapen.
Er is geen beginnen aan, om de wereld die je zo zorgvuldig had geconstrueerd opnieuw te moeten calibreren. Of er steeds weer woorden aan te geven, als iemand vraagt ‘goh. slaapt hij buiten?’. Bovendien: ik wil niet die paradijsvogel zijn die bij alles zegt ‘ja nou want in Denemarken daar is het dus zo dat…’ want ik woon toch ook in het land van een beetje normaal doen enzo.
Dus ik laat het maar zo.
Ik denk dat ik voor altijd een beetje verpest ben.