opvang denemarken

Alles wat ik niet mis aan Denemarken

Het is alweer april. Twee maanden en meer dan een week geleden geleden zaten we in de auto zuidwestwaarts. Met een lach en een traan lieten we in Kastrup een heel leven achter ons, snel nog even langs vrienden die vanwege covid niet op onze afscheidsborrel konden komen. Ik barstte in huilen uit, toen vriend R. zei hoezeer hij mijn liefdevolle bespiegelingen over de irritante trekjes van zijn landgenoten zal gaan missen.

Het waren hectische weken geweest. Een laatste Deense kerst, intenser dan ooit want we moesten naast afscheid nemen ook twee jaar covid inhalen. Ons huis in recordtempo ingepakt. Airbnb, souvenirs, afscheidsborrel, laatste speeldates voor de kleuter.

We zijn -een heel leven later- goed geland in Dalfsen, in een fijn huis, met dito school voor de kleuter, opvang voor de dreumes, thuiswerkkantoren, heerlijk veel familietijd, fatsoenlijke kaas, de wekelijkse markt, en omgeven door relaxte mensen. Het was, is, en wordt een goede keuze.

Maar dat betekent niet dat ik geen heimwee heb. Ik mis het kleinavontuurlijke leven waar ik zo thuis was. Ik mis precies de dingen die ik optekende voor ik vertrok. De taal. De focus op buiten. Hoe belangrijk kwaliteit is. De dagelijkse verwondering. De luis in de pels zijn bij mijn collega’s (‘als jullie zeggen geef me 2 seconden dan bedoel je 5 minuten haha ja toch niet dan’).

Maar er zijn ook vaak momenten dat ik glimlachend terugdenk aan al die dingen die ik irritant vond aan het dagelijks leven in Denemarken. Laatst, toen ik mijn fiets parkeerde bij de sportschool in Dalfsen, en het -voor Deense begrippen- echt een zootje was. Geen enkele fiets stond in het rek, maar toch functioneerde het allemaal prima.

En dan denk ik: als je je altijd maar laat beperken door het exacte aantal beschikbare fietsenrekken, dan wordt het nooit wat, natuurlijk.

Maanden geleden had ik al eens aantekeningen gemaakt over al die dingen die ik zo irritant vond. En op van die dagen dat de weemoed naar het bekende, goede Deense leven het overneemt, dan ga ik dat lijstje even bijlangs.

Hier komt ‘ie.

De ambtelijkheid.

Elke Deense burger lijkt geboren met een politiefluitje om hun nek. Regeltjes, afspraken en fatsoensnormen: ze kennen ze allemaal uit hun hoofd en men vreest er niet voor een ander aan te spreken wanneer de aandacht even verslapt. De orde in het beloofde land moet immers hersteld; we moeten ons gedragen anders wordt het een rommel net als in <noem zuidelijk land waar chaos heerst>. Het kabinet Balkenende, met zijn normen en waarden, zal er hun hart hebben kunnen ophalen. Mondkapje scheef op, fout parkeren, iets te veel ruimte innemen op de stoep: alle kleine vergrijpen mogen eigenhandig en heldhaftig worden gehandhaafd door de burger.

Alleen voor wandelaars. Met kusjes, de politie.

De eenvormigheid.

Het is iets wat je eigenlijk niet merkt totdat je weer in Nederland bent. Op Deens grondgebied heeft iedereen hetzelfde haar. Dezelfde jas. Dezelfde kleur. Dezelfde schoenen. Ok, we hadden 1 buurman met lang haar en 1 vriendin met kort haar, de kleuter had 3 kinderen van kleur in haar kindergarten van 60 kinderen en vooruit, ik heb 1x iemand op straat gezien met een knalrode broek. Maar verder is het land zo divers als een bos asperges. En dat is helemaal niet erg, totdat je om redenen binnen of buiten je invloedssfeer een beetje anders bent. Je hebt een donkere huidskleur. Vindt windenergie eigenlijk helemaal niks. Mag geen varkensvlees eten. Bent extravert en praat tegen vreemden op straat. Eet je boterham graag met garnalen en tomaat, in plaats van met garnalen en ei.

Dat anders zijn, daar zijn Denen niet zo van. Want wie anders is, valt buiten de stam, en wie buiten de stam valt, die vormt een gevaar voor de veiligheid.

Ze doen wel hun best hoor, mede ingegeven door hun zelfbeeld van tolerante en open samenleving, maar de consternatie was niet van de lucht, toen ouders aan hun kinderopvang vroegen of het misschien mogelijk was dat hun kinderen geen varkensvlees kregen bij de lunch. (Overigens is dit nooit een probleem bij kinderen die vegetarisch opgevoed worden, maar blijkbaar wel als het om een geloofskwestie gaat).

middelgrunden

De stiptheid.

Begrijp me niet verkeerd. Stiptheid is goed. Stiptheid zorgt ervoor dat je geen diefstal pleegt op andermans tijd. Want dat is gewoon niet sociaal – anderen laten wachten. Maar de Denen -ambtelijk als ze zijn- hebben het omgekeerde academisch kwartiertje in gebruik. Vooral in sectoren met fysiek aanwezige klanten en openingstijden viel mijn mond met regelmaat open van verbazing.

In de supermarkt wordt alles een kwartier voor sluitingstijd opgeruimd, zodat er geen doorkomen meer aan is vanwege alle colli die het gangpad blokkeren, en je eigenlijk precies niet kunt vinden wat je zoekt, want de schermen van de koeling zijn ook al dicht. Om tien minuten voor sluitingstijd komt er al iemand naar je toe met de vraag om je richting kassa te bewegen. Hetzelfde gebeurde in de børnehave. Op vrijdag gaan ze om 15.45 dicht en om 15.43 staan ze klaar met hun telefoon om je te bellen, want o wee als het personeel niet de bus van 15.46 kan halen.

De børnehave.

Ik schreef al eerder over het opvangsysteem en hoe dat hier anders is dan in veel andere landen. Voor de gastouders (opvang tot 3 jaar) van beide kinderen hadden we het ongelofelijk getroffen. Beide keren kregen we een gastouder die ons kind in haar huis opnam als haar eigen kind, en ik heb nog steeds een beetje een girlcrush op Christina, de gastouder van de (nu) kleuter. Het omgekeerde is waar voor de kindergarten waar de kleuter daarna naartoe ging.

Een half jaar nadat ze er startte, had ik bijvoorbeeld een oudergesprekje met haar pedagoog. Ik vroeg hoe het ging met de taal. ‘Prima.’ ‘Haar Deens loopt niet achter vanwege alle talen thuis?’ ‘Talen thuis? Wat spreken jullie dan?’ ‘Duits en Nederlands.’ ‘Ohja? Nee hoor, gaat prima.’

Naast deze schrijnende vorm van desinteresse in de thuissituatie van het kind, zijn er nog tientallen anekdotes die me vaak deden twijfelen of deze plek haar wel de aandacht en uitdaging bood die goed was voor kinderen van haar leeftijd. Haar overplaatsen zou een heel gedoe zijn geweest, want je moet dat doen naar aanleiding van een klacht bij de gemeente en raad eens onder welke instantie de børnehave valt… precies, de gemeente. Van vrienden en kennissen hoor ik overigens wel andere verhalen over hun børnehave, met toegewijde volwassenen en leuke activiteiten. Ik denk dat we gewoon pech hadden.

Het fietsgedrag.

Nu ik weer in een land woon waar verkeer gezien wordt als iets dynamisch, dat je wellicht niet helemaal met mathematische precisie kunt voorspellen, valt het me extra op. Een Deen heeft zo’n rotsvast vertrouwen in het systeem van regeltjes en afspraken dat het niet in ze opkomt om een keer extra uit te kijken voor ze bij een groen stoplicht doorfietsen, gewoon, om even te checken of er niet toch onverhoopt iets onverwachts gebeurt. Iemand met haast, een dronken bestuurder, een kind. Toch? Die heeft dan pech en wordt geschampt. Jammer dan. Moet je je maar aan de fietsregels houden, dum svin!

De angst dat het niet meer hyggeligt is.

Het is ook mijn favoriete woord hoor, begrijp me niet verkeerd. Hygge is heerlijk want het is kneuteren en het thuis fijn maken en eenvoud en in goed gezelschap zijn en alles.

Maar er is ook een keerzijde aan die obsessie voor hygge, voor het feit dat alles altijd maar lief en leuk en gezellig moet zijn. Want als het dat even niet is, omdat er een ruzie onder de oppervlakte sluimert, of omdat je kinderen het bloed onder je nagels vandaan halen, of omdat je werk niet is wat je ervan hoopte, of omdat er iemand ziek is, dan is hygge gewoon even lastig. Dan zou je boos of verdrietig of gefrustreerd kunnen worden, maarja, dat ziet er niet hyggeligt uit, dus wat doet een Deen? Die laat zich vollopen in het cafe, of tijdens dinertjes met vrienden. Want dat is hier een sociaal volledig geaccepteerd copingmechanisme, om ervoor te zorgen dat we het allemaal een beetje hyggeligt houden. Handig toch?

De afstandelijkheid.

In het begin dat ik hier woonde, deed ik dat nog: ik had een Deense persoon ontmoet, daar een geanimeerd gesprek mee, en begroette haar de keer erna met oprecht enthousiasme. Wat vervolgens niet beantwoord werd.

Awkward. Of, akavet, zoals een Deen zou zeggen.

In het begin vond ik dat vermakelijk, maar ik weet ook nog dat ik er, toen ik er een jaar of 5 woonde, ineens last van had. Dat ik me een soort afgestompte versie van mezelf voelde. Ik had niet echt leuk contact met de Deense collega’s op mijn werk, deed wel aan hobby’s en sport maar ook daar praatte ik niet echt met mensen, en ik voelde me een beetje besmet met Deense kilheid. Dat ging over toen ik werk vond waar een meer internationale dynamiek heerste, dus de gesprekken niet exclusief gingen over die goede oude middelbareschooltijd, zeer geavanceerde woordgrappen of series die je alleen kent als je hier al 30 jaar woont. En na 8 jaar was ik er ook wel aan gewend dat interactie op straat zeer beperkt is, en men erg gericht is op zijn privacy. Maar het blijft een karig publiek bestaan als je van nature extravert bent. Helemaal nu ik in een Nederlands dorp woon waar iedereen elkaar vriendelijk groet, realiseer ik me hoe leuk ik dat eigenlijk vind: gewoon een kort praatje.

De verrotte groenten.

Deense supermarkten is een verhaal apart. Ik ben er over het algemeen groot fan van, want hoe chaotischer hoe beter, maar 1 ding blijft me storen. De schamele kwaliteit van het fruit en de groenten. Toen ik als bijbaantje bij Albert Heijn werkte, zo’n 78 jaar (ok, 25) geleden, was het al normaal dat er iemand verantwoordelijkheid nam voor kwaliteitscontrole van alle verse producten. Als er iets in de schappen lag dat beschimmeld was, was dat echt een schande.

In Denemarken niet. Je moet er alle versproducten die je koopt uitgebreid zelf inspecteren op schimmel of andere onregelmatigheden, want als je dat niet doet, wandelen de frambozen de volgende ochtend zo je koelkast uit op hun schimmelpootjes.

koelkastlade groente

De verkeerslichten overal.

Ik ben geen verkeerskundige, of gedragswetenschapper. Maar als ik nog eens een studie in die richting zou gaan doen, dan zou ik mijn afstudeeronderzoek willen doen naar de alomvattende aanwezigheid van verkeerslichten in het Deense wegennet. Ik zou dieper gaan graven naar de reden dat daar zo hevig op geleund wordt bij de verkeersdeelname. Ik was er na 8 jaar uiteraard aan gewend geraakt, en stopte netjes iedere keer als er weer iets op rood stond (zonder dat er verkeer van de andere kant kwam!!111!!), maar de eerste jaren wond ik me er danig over op. Op de meest onbenullige kruispunten staat een verkeerslicht, dat ook nog eens dag en nacht in functie is. Een Deen kan om vier uur ‘s nachts stomdronken naar huis fietsen door een lege stad, maar wachten voor het stoplicht zal hij, als het op rood staat.

Snap ik nog steeds niks van.

doorfietsen queen louises brug

Misschien vind je dit ook leuk

4 thoughts on “Alles wat ik niet mis aan Denemarken

  1. Wat een heerlijke column weer. Twee keer hardop gelachen en verder instemmend zitten knikken. Tak!!

  2. Ook genoten van je verhaal, al besef ik me heel erg dat ‘Deens’ in Kopenhagen heel ánder ‘Deens’ is dan aan de buitenkant, de westkust, op het lege platteland. Veel herken ik, maar net zo veel ook niet. Maar fijn om te lezen dat de keuze voor terug naar Twente goed voelt!

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.